Twee zaadjes liggen naast elkaar op een vruchtbaar stukje grond.
Het ene zaadje zegt tegen het andere: “Ik wil groeien! Ik wil mijn wortels diep in de grond voelen en door de aardkorst heen naar boven uitbreken. Ik wil mijn tere knoppen uitvouwen om de komst van de lente aan te kondigen. Ik wil de warmte van de zon op mijn gezicht voelen en de zegeningen van de morgendauw op mijn blaadjes! ”
Het zaadje groeit!
Het tweede zaadje zegt: ” Ik ben bang. Als ik mijn wortels naar beneden laat groeien weet ik niet wat ik daar in het donker tegen zal komen. Als ik door de aardkorst heen breek beschadig ik misschien mijn tere knoppen. En stel je voor dat ik mijn blaadjes uitrol en ze worden opgegeten door een slak. En als ik mijn bloesems open komt er misschien een klein kind dat ze afplukt. Nee, ik kan beter wachten tot de kust veilig is. ”
Het zaadje wacht!
Een scharrelkip komt de hoek om, op zoek naar voedsel. Zij vindt het wachtende zaadje en peuzelt het op.
Wie weigert risico’s te nemen en te groeien, wordt opgeslokt door het leven.